In de loop van de jaren zijn op de Facebookpagina van de Oldehove diverse informatieve/historische artikelen over de Oldehove verschenen. Hieronder zijn enkele geplaatst.
8 stuivers, 10 stuivers en chagrijn...
We gaan terug naar 28 mei 1529: In het stedelijk raadhuis wordt het contract voor de bouw van een nieuwe toren getekend. Aanwezig zijn onder meer (gemeente)secretaris Wilcko Folkerts en bouwmeester Jacob van Aaken. Van Aaken kreeg de opdracht om een nieuwe toren en een nieuwe kerk op de “Olda Hoff” te bouwen. Hij werd voor zes jaar aangenomen. In 1535 (zes jaar later) zou Leeuwarden 100 jaar stadsrechten hebben. Zou het niet mooi zijn als dan de nieuwe kerk klaar zou zijn? Van Aaken ontving voor elke werkdag acht stuivers. Ook kreeg hij een huis en elk jaar een nieuw pak. So far, so good. Drie jaar later echter was Van Aaken een getergd en teleurgesteld man. De toren was verzakt en nauwelijks meer te redden. Van Aaken kon dit niet verwerken en overleed aan ‘chagrijn’, door sommigen uitgelegd als zelfmoord. De opvolger van Van Aaken werd Cornelis Frederiks, die tien stuivers per werkdag zou verdienen. Ook hij echter wist de opdracht (een toren van ruim 120 meter) niet succesvol af te ronden.
Echtpaar Visser
Momenteel zijn er bij de Oldehove zo’n twintig torenwachters actief. Zij treden daarmee in het voetspoor van het echtpaar Visser (Anton en Baudina) dat in 1931 het beheer van de toren had overgenomen van wachter Veelders. In de crisisjaren zocht dit echtpaar een andere woning, vond deze aan de Boterhoek en toen pas werd duidelijk dat aan de woning het beheer van de toren vast zat. Tja, zo ging dat toen…. Met name in de jaren direct na de oorlog had het echtpaar het druk, zo kwamen er alleen al in het jaar 1948 12.000 bezoekers naar de toren. Was de komst van het echtpaar verbonden aan het woonhuis, zo ook het vertrek uit de toren. Want toen het gebouw van de Provinciale Bibliotheek (nu Tresoar) werd gebouwd, moest het huisje van Anton en Boudina wijken. Per 1 juli 1964 werd dan ook de huur opgezegd en verhuisde het echtpaar naar de rand van de stad. En daarmee was ook de animo om torenwachter te zijn geheel en al verdwenen. De toren ging dicht en bleef dicht, heel lang.
Pieter Jelles Troelstra te ruig
Tegenwoordig staat het aan de zuidkant van de Oldehove, maar ooit stond het aan de noordkant ervan: het beeld van Pieter Jelles Troelstra (1860-1930). Het beeld werd in aanwezigheid van voormalig-premier Willem Drees door de kleindochter van Troelstra, Veronica Bay onthuld op 6 oktober 1962. Op het beeld staat nog steeds beschreven hoe wij ons Troelstra herinneren, als een “dichter, strider en steatsman, trou soan fan us folk, sjonger fan us liet en strider foar us rjocht” Het beeld is gemaakt door de stadsbeeldhouwer van Amsterdam Hildo Krop. Overigens was niet iedereen gelukkig met het resultaat. Velen vonden het beeld ‘te ruig’, hoewel de weduwe van Troelstra de uitdrukking juist heel goed getroffen vond.
De Oldehove, een macabere ontmoeting met de dood
De dood is geen prettig onderwerp en het is misschien wel daarom dat de torenwachters er niet vaak over praten maar toch: de Oldehove heeft ‘iets’ met de dood. We gaan terug naar 1613. Naast de toren wordt een klein gebouwtje geplaatst. Niet iedereen heeft direct door dat die aanbouw een zeer opvallende bestemming gaat krijgen. Het gaat namelijk dienen als opslagplaats van ……. menselijke botten. Dit knekelhuisje (“de benekouw”) raakt op een gegeven moment zo vol dat de botten boven de muren uitsteken. Voor de nietsvermoedende passanten is dat een onverwachte en macabere ontmoeting met de dood. Maar er is meer: De Oldehove werd in die tijd ook gebruikt om lijken in op te slaan. Dit gebeurde bij strenge vorst, wanneer de grond (het kerkhof) te hard was om te graven. De Oldehove en de dood, een nauwelijks meer voor te stellen combinatie.
Tekens aan de wand
Wie de zandstenen treden van de Oldehove bewandelt op weg naar het mooie uitzicht, kan onderweg tekens aan de muur zien, die nogal geheimzinnig lijken. Wat zijn dat voor tekens en wat betekenen ze? Het zijn tekens die bij de bouw (begonnen in 1529) zijn aangebracht door de steenhouwers. Zo konden ze aangeven hoeveel stukken steen ze hadden aangeleverd. In latere tijden werden de tekens ook gezien als eretekens, te vergelijken met de wijze waarop schilders hun werk signeerden. Waarschijnlijk hebben er in totaal zo’n 34 steenhouwers gewerkt aan de Oldehove.
Het jaar 1599....
De Oldehove mag dan gebouwd zijn in 1529: dat jaartal zullen we echter bij de ingang niet vermeld zien staan. Wel staat daar het jaartal 1599….. precies zeventig jaar later. Hoe stond de toren er toen voor? Wel, eigenlijk niet zo geweldig. Bijna niets meer herinnerde aan de oorspronkelijke kerkelijke functie van de toren, die ondertussen steeds vaker Oldehove werd genoemd. De toren zag er toen iets anders uit: je kon zonder problemen onder de toren doorlopen van west naar oost en omgekeerd, net als in de Dom in Utrecht. Omdat er steeds meer getwijfeld werd aan de bouwkundige staat van de toren, besloot het gemeentebestuur in 1599 om de twee toegangspoorten van de toren helemaal dicht te metselen. Daarvoor in de plaats kwam een kleine ingang aan de oostzijde en die zit er nog steeds. En boven die ingang daar staat vermeld, al is het wat moeilijk te lezen….. 1599.
De Oldehove in de Tweede Wereldoorlog
Welke rol speelde de Oldehove eigenlijk in de jaren 1940-1945? Een niet onbelangrijke! De Duitse bezetters namen de toren namelijk al in het begin van de oorlog in gebruik als uitkijktoren. Soldaten tuurden vanaf de toren naar geallieerde vliegtuigen en gaven de informatie door aan het vliegveld. Leeuwarden had sinds 1938 een burgervliegveld. Op bevel van de bezetter werd dit vliegveld in 1940 omgezet in een militair vliegveld met de naam De Fliegerhorst. Voor de aanleg werd onder meer puin gebruikt dat was verkregen door het bombardement op Rotterdam. Overigens hadden de dienstdoende militairen het op de toren uitstekend naar het zin. Ze zonnebaadden en luierden vaak, want niemand kon hen daar zien. De Torenstraat nabij de toren was trouwens verboden terrein voor de soldaten: daar werkten namelijk de prostituees……. Uiteraard kregen de Duitsers al gauw interesse voor de (drie) klokken. De bezetter had grote behoefte aan metaal voor wapentuig en munitie en eiste vanaf 1943 dan ook dat kerkklokken moesten worden ingeleverd. Monumentenbeschermers wisten te bedingen dat de klokken mochten blijven hangen. Ze schilderen een grote M op de klokken (nog steeds te zien) en zo zijn deze waarschijnlijk gered, althans volgens sommige bronnen. Ambtenaren vertelden na de oorlog echter dat de Duitsers de klokken toch hebben gevorderd. Het gemeentebestuur zou daarop hebben gereageerd met de mededeling dat het weghalen van de klokken zou leiden tot het instorten van de toren. Tegen dat argument kon zelfs de bezetter niet op. Vlak voor de bevrijding luidde de Oldehove minutenlang ‘groot alarm’. Het was een waarschuwing aan alle Leeuwarders om een veilige plaats te zoeken. Het bleek (gelukkig) niet nodig te zijn. Toen Leeuwarden was bevrijd werden enkele landverraders naar de Oldehove gebracht. Hun taak was om urenlang de klokken te luiden, als teken van de algehele feestvreugde: Leeuwarden was bevrijd!
Burgemeester en wethouders gratis naar boven
Een opvallend iets in de toren is de lift, die tot grote teleurstelling van vele bezoekers niet verder gaat dan de eerste verdieping. Dat was wel even anders bij de eerste lift (‘jawel, er was ooit een andere lift’). De Leeuwarder wijnhandelaar Hendrik Gorter diende in 1913 met succes een verzoek in om een lift te mogen bouwen. Kosten 5000 gulden. De gemeenteraad ging akkoord onder voorwaarde dat ….. burgemeester en wethouders gratis van de lift gebruik mochten maken. De lift, die in september 1916 geopend werd, ging in 40 seconden naar een hoogte van 26 meter: bezoekers moesten daarna dus nog ruim 14 meter (44 treden) klimmen om op het dak te komen. De lift werd een groot succes: waren er in 1912 ‘slechts’ 1473 bezoekers, in de eerste ‘jaren-met-lift’ steeg dat tot 14.198 in 1918. In 1953 ging het mis: de lift begaf het en bleek onherstelbaar. Een nieuwe lift zou 90.000 gulden kosten en dat geld was er niet. Het werd weer echt klimmen voor de vele bezoekers en dat bleef zo tot in de 21e eeuw.
Oldehove op een postzegel
In juni het precies acht jaar geleden dat onze Oldehove op een Nederlandse postzegel verscheen. Op 22 juni 2010 verscheen een blok van 5 zegels (à 44 eurocent). De uitgifte van dit blok paste in een serie van vijf blokken die in 2010 verschenen van respectievelijk Haarlem, Middelburg, Arnhem, Maastricht en dus Leeuwarden. Deze Leeuwarden-zegel was op één na de allerlaatste zegel waarop de waarde in eurocenten stond vermeld. Per 1 juli 2010 ging het postbedrijf over in het melden van een waardecijfer (meestal 1). Van het Leeuwarden-blok zijn in totaal 92.500 verkocht.
Oldehove bezet
In het najaar van 1980 werd de Oldehove drie uur lang bezet door Onkruit, een organisatie die zich tussen 1974 en 1986 in woord en daad verzette tegen de dienstplicht. De betogers protesteerden met de korte bezetting tegen het gevangen houden van dienstweigeraars. De dienstdoende torenwachter werd door de actievoerders naar buiten gelokt, waarna de betogers naar boven klommen om daar hun boodschap uit te dragen.
1933, na 400 jaar toch nog een kerk bij de Oldehove..?
Het jaar 1933 was het jaar van de grote verandering van het Oldehoofsterkerkhof: de omgeving van de Oldehove veranderde volkomen. De laatste resten van de grote, oude begraafplaats werden verwijderd, de duizenden beenderen kregen een nieuwe rustplek op de Algemene Begraafplaats aan de Spanjaardslaan en de grafzerk van Tiete van Cammingha en Trijn van Hottinga verhuisde naar de Oldehove, waar hij nog steeds ligt. Het plein veranderde ondertussen in een druk stadsplein, dat gebruikt zou gaan worden als bodenterrein voor vrachtrijders en pakketbezorgers. In ditzelfde jaar stelde de Rooms Katholieke Kerk voor om aan de rand van het plein een nieuwe kerk te bouwen. Daarmee zou de Oldehove na exact 400 jaar alsnog een godshuis krijgen. De gemeente hield dit plan echter tegen. De teleurgestelde katholieken gingen toen aan de slag bij de Harlingerstraatweg en daar verscheen de huidige Sint-Dominicuskerk.
Jacob van Aaken werkte op het randje.....
Een veel gestelde vraag bij het zien van de scheve toren is hoe het zit met de fundering. Laten we beginnen met vast te stellen dat bouwmeester Jacob van Aaken het zichzelf niet makkelijk maakte in 1529. Er werd namelijk niet gekozen voor een makkelijke locatie, bijvoorbeeld midden op een terp, maar nee, het moest en zou gebeuren op de schuin aflopende zijde aan de westkant van de terp. Er werd een kuil gegraven van 1,15 meter diepte. Hierin kwamen elf lagen van afwisselende harde kalk en klei. Om extra stevigheid aan de toren te geven, kwam er een opvallend brede voet met acht naar buiten stekende steunberen. Helaas was deze ‘fundering’ niet voldoende om alleen al het zeer ambitieuze trappenhuis, gebouwd van zware (uitgehouwen) blokken Bentheimer zandsteen, voldoende te ondersteunen. De gevolgen daarvan kunnen we nog steeds dagelijks zien. Stel je nu eens voor dat wel gekozen was voor een iets andere locatie?
De mooie dochter van Jacob van Aaken
Er zijn altijd al vele sprookjes over de Oldehove verteld en het ene verhaal was nog spannender dan het andere. Het meest taaie misverstand is waarschijnlijk dat de toren ooit gebouwd zou zijn als vuurtoren. Nog regelmatig worden de torenwachters met dit verhaal geconfronteerd. Het klopt niet. Toen de Oldehove werd gebouwd (1529) was de zee al minstens tweehonderd jaar verdwenen, dus een vuurtoren had geen enkel nut. Minder bekend maar zeker zo mooi is het spannende verhaal over de bloedmooie dochter van Oldehove-bouwmeester Jacob van Aaken. O, o, o, wat was die mooi.
Het verhaal:
Toen Leeuwarden een nieuwe toren wilde bouwen, raadpleegden de stadsbestuurders een waarzegster. Zij adviseerde om de vier hoekstenen van de toren te laten leggen door vier rechtschapen en eerlijke mannen. Tja, vind die maar eens. Na enig zoeken werden er vier gevonden: over drie bestond geen enkele twijfel maar over nummer vier, Sippo Noarmans, was men het niet helemaal eens. Maar uiteindelijk mocht ook hij één van de hoekstenen leggen. Noarmans kon al snel zijn ogen niet afhouden van de schone dochter van bouwmeester Van Aaken. Toen hij haar op een kwade dag benaderde, wees ze hem voor de zoveelste keer af. Dit pikte hij niet. Noarmans ging het meisje te lijf met zijn dolk. Zij gilde zo hard dat haar vader (Van Aaken dus) het hoorde en boos het huis binnenrende. Toen Van Aaken zag wat er aan de hand was, sloeg hij Noarmans zo hard met een zware hamer, dat deze dood neerviel. De rechter veroordeelde Van Aaken vervolgens tot de strop. Net voordat hij ter dood zou worden gebracht, bleek de Oldehove te zijn scheefgezakt in de richting van de steen die Noarmans had gelegd. Dit was een duidelijk teken dat hij geen rechtschapen man kon zijn geweest, toch? En zo heeft onze reus uit 1529 vele mooie verhalen opgeleverd.
Brand, brand, de toren staat in brand..!
“Brand, brand, de toren staat in brand!” Zo zal het ongeveer geklonken hebben op 20 juni 1739. De net 22-jarige Heerke Louws is in de buurt van de toren. Heerke is schippersjongen en moet deze zomeravond een klusje doen bij een touwslager. Bij het passeren van de toren (toen net 200 jaar oud) staat hij even stil en kijkt hij trots omhoog: “Wat een mooie toren toch…”. Maar de klus wacht en Heerke wil weer verder. Maar dan … dan ziet hij het: ….. er komt een beetje rook uit de toren en daarna nog een beetje en nog dan nog veel meer….Rook, rook. De Oldehove staat in brand….!! Heerke alarmeert snel de brandweer maar laat het daar niet bij. Samen met een groep toevallig passerende soldaten probeert hij het vuur onder controle te krijgen. Uiteindelijk lukt dat na heel veel moeite, maar toen was één van de twee klokken al met een daverende klap naar beneden gevallen.